
De geschiedenis van kleine windmolentjes in de provincie Drenthe is omvangrijker dan tot nu toe werd gedacht. Dit blijkt uit recent cultuurhistorisch onderzoek van Landschapsbeheer Drenthe, uitgevoerd in opdracht van de provincie Drenthe. Naast 58 molentjes zijn op maar liefst 200 plekken verspreid in de provincie sporen van tjaskers gevonden. Het onderzoek levert daarmee een waardevolle bijdrage aan de cultuurhistorische en aardkundige kennis over het Drentse landschap.
Tjaskers zijn houten windmolentjes die vroeger, vanaf het jaar 1850, werden gebruikt om het land te bemalen. Ze speelden een belangrijke rol bij de veenwinning. Deze molentjes stonden op karakteristieke grondvormen: een aangelegde ronde wal met daarin een greppel, met in het midden een klein eilandje waarop de tjasker stond. Water uit het omliggende veen stroomde de greppel in, waarna de draaiende wieken het water omhoog draaiden naar een nabijgelegen slootje. “Van de 258 tjaskers en molentjes die zijn gevonden, stonden er 65 exemplaren bij een mogelijke pingoruïne of uitblazingskom. Dit zijn aardkundige overblijfselen uit het verleden”, vertelt Anja Verbers, senior adviseur bij Landschapsbeheer Drenthe. “Dit betekent dat mensen al snel doorhadden dat er in de pingoruïnes en uitblazingskommen voldoende winbaar veen aanwezig was.”
Verplaatsbare molentjes
Hoewel het vroegere gebruik van de molentjes algemeen bekend is, toont het onderzoek aan dat tjaskers op veel meer locaties stonden dan eerder werd gedacht. “Een tjasker werd regelmatig afgebroken en op een andere plek weer opgebouwd”, legt Anja uit. “Ze waren eenvoudig uit elkaar te halen en konden daardoor op verschillende plekken in de omgeving worden ingezet. Omdat ze kwetsbaar waren, werden ze in de winter vaak opgeborgen in een schuur.”
Tjaskers werden niet alleen geplaatst in de bekende uitgestrekte veengebieden, zoals het Hunzedal en de omgeving van Veenhuizen en de Smildes, maar ook op kleine particuliere percelen en bij de veentjes in het open heidelandschap. “Daar staken mensen turf voor eigen gebruik, om de winter beter door te komen”, aldus Anja. Tjaskers kwamen verspreid in Drenthe voor, maar in bepaalde gebieden waren ze meer aanwezig. Vooral in Kloosterveen, nu een wijk in Assen, stonden er opvallend veel exemplaren. Op het hoogtepunt stonden er 12 tjaskers en 2 andere kleine (motor)molentjes.
Vervanging door motormolentjes
De houten tjaskers werden vanaf 1950 steeds vaker vervangen door stalen motormolentjes. Ze deden hetzelfde werk, maar waren minder kwetsbaar en efficiënter. Toch bleven tjaskers in gebruik. Ook vandaag de dag nog, onder meer in het Grolloërveen, maar dan met een omgekeerde functie: om water van buiten naar binnen te halen en het gebied nat te houden. Anja: “Tjaskers zouden ook weer toegepast kunnen worden bij pingoruïnes. Deze hebben ernstige last van verdroging, omdat ze vaak midden in het agrarisch cultuurlandschap liggen en de agrariërs hun waterpeil vaak liever wat lager hebben. Het duizenden jaren oude veen oxideert hierdoor en gaat verloren. Het ‘verdampt’ als het ware, en daarmee ook de archiefwaarde.”
Vergeten landschapssporen
De plekken waar deze molentjes hebben gestaan, zijn soms nog zichtbaar in het landschap, maar dreigen door, onder meer, onwetendheid te verdwijnen. Met het onderzoek wil Landschapsbeheer Drenthe meer bewustwording creëren en bijdragen aan het beter begrijpen en lezen van het cultuurhistorische landschap. Met (mede) als doel de resterende tjaskerlocaties in de provincie te behouden.
Meer weten?
Wilt u meer weten over tjaskers in Drenthe? Lees de rapportage over ons onderzoek of neem contact op met Anja Verbers via info@lbdrenthe.nl.